Lot 1155

1581, Erepenning aan de verdedigers van de schans te Bomsterzijl. Vz. een gezicht op de Bomsterzijlse Schans met een ruiter en veel voetvolk. Rondom de spreuk van Virgilius: DEGENERES ANINOS/TIMOR ARGUIT=Lafhartigheid is een teken van onedel gemoed. Op de voorgrond BO(m)S-TERZY-L.FRI(siae)/PROG-PVG-NA/CV-LVM=Bomsterzijl, grens schans van Friesland. Kz. Het Hollandse wapenschild deelt het jaartal +1+5+ -,-+8+1+ daaronder het opschrift in zes regels: AD.PERPETVA.(m) SER/VATI.BOMSTERZY/LENSIS.PROPVGNA/CVLI.MEMORIAM./DVCIB(us) MILITIB.(us)Q.(ue)/SENATVS.ORD.(inum)BEL.(gii)/ en dan ten vervolge +F+(ieri)- Fries wapenschild-+F+(ecit)= Ter nagedachtenis aan het behouden van de schans te Bomsterzijl heeft de Raad van de Staten van Nederland voor de bevelhebbers en in rang lagere bezetters deze penning laten slaan., vL.I.293, zilver 49mm., 32.51gr., ruim zeer fraai Het Spaanse leger, dat in Oktober 1581, vanuit Groningen, Friesland binnenviel stuitte onderweg op de versterking Bomsterzijl, verdedigd door een Deense edelman en zijn soldaten in Staatse Dienst: Steen Maltesen. Omdat de schans vrijwel onbereikbaar was, werd het beleg al na drie weken opgebroken. De Belegerden deden nog wel een uitval naar de vertrekkende Spanjaarden. Het feit dat er gouden munten geslagen zijn is wellichte ontsproten aan de wel vaker onbetrouwbare geschiedschrijvers uit het verleden. De bevelhebber Steyn Meltesen een Kolonel van Deense komaf werd tussentijds door de Deense koning terug gefloten, hetgeen door de stadhouder voorkomen werd. De penning is in goud aan de oppelbevelhebber geschonken en kan met de penning van Leiden van 1574 als een van de vroegste decoraties van ons land beschouwd worden.